Ook de tweede procesdag tegen de zeven bahá'í-leiders in Iran heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden. Familieleden kregen deze week opnieuw geen toegang tot de zitting. Het proces, dat een vervolg was op de tenlastelegging van 12 januari jl., duurde deze keer iets meer dan een uur. Naar verluidt zijn alleen procedurele zaken aan de orde gekomen. Er is geen datum bepaald voor een vervolgzitting.
De zeven zijn twee jaar geleden gearresteerd en worden sinds die tijd gevangen gehouden in de Evin-gevangenis van Teheran. In het eerste jaar kregen ze geen formele aanklacht te horen en bijstand van advocaten werd hen ontzegd. Nadat de procesdatum een aantal keren was uitgesteld, startte het proces officieel op 12 januari dit jaar. De eerste zitting vond achter gesloten deuren plaats. Uit berichten in de Iraanse staatsmedia bleek dat de aanklacht tegen de bahá'í-leiders luidde: spionage; propaganda tegen de islamitische orde; het opzetten van een illegale organisatie; collaboratie met Israël; het versturen van geheime documenten naar het buitenland, de veiligheid van het land te verstoren en van corruptie op aarde. Al deze beschuldigingen zijn door de internationale bahá'í-gemeenschap stelselmatig van de hand gewezen.
De gearresteerde groep bestaat uit mevrouw Fariba Kamalabadi, de heer Jamaloddin Khanjani, de heer Afif Naeimi, de heer Saeid Rezaie, de heer Behrouz Tavakkoli, de heer Vahid Tizfahm en mevrouw Mahvash Sabet.
De internationale bahá'í-gemeenschap stelt alles in het werk om de zorgelijke ontwikkelingen in Iran aan de kaak te stellen. Overheden en mensenrechtenorganisaties zijn op de hoogte gesteld.
De Nationale Geestelijke Raad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten